De lingam heeft een eenvoudige vorm met een vierkante basis, een achthoekig middengedeelte en een cilindrische bovenkant die een fallus voorstelt, de immateriële vorm van de oppergod Shiva. Lingams met gezichten, meestal slechts één, lijken alleen populair te zijn geweest tijdens de pre-Angkor-periode. In de daaropvolgende Angkor-periode kreeg de meer abstracte vorm zonder gezicht de voorkeur. Het gezicht op deze lingam is verkleinwoord en gesneden in ondiep reliëf. Het ascetische hoofd is bedoeld als een buste met de vierkante schouders duidelijk omlijnd. De oren zijn langwerpig en versierd met oorbellen. Het hoge kapsel stijgt naar een uitgesproken kegelvormige rand die terugwijkt in de lingam. De lingam werd gedurende de hele Angkor-periode vereerd door de Shaivite Khmers. Elke lingam zou oorspronkelijk in een cirkelvormige basis hebben gezeten met een watertuit aan het ene uiteinde om rituele vloeistoffen af te tappen. De focus van aanbidding in een Khmer Shiva-tempel was de lingam. De shivalingam is het fallische embleem van de God. In de Khmer-periode werd grote politieke en spirituele betekenis aan de lingam gehecht.